zaterdag 5 februari 2011

Bron 21. Een ondergrondse spoorweg van zuid naar noord

De zuidelijke staten van Amerika waren fanatieke voorstanders van slavernij. Als ze voortaan loon moesten gaan betalen zeiden ze, dan zouden ze hun plantages nooit winstgevend kunnen houden. Het noorden was meer geïndustrialiseerd en door de inzet van machines niet zo afhankelijk van goedkope (slaven)arbeid. De noorderlingen vonden dat de economie zich moest ontwikkelen op basis van vrije arbeid van vrije mensen. Rond 1800 schaften steeds meer noordelijke staten de slavernij af. Steeds meer mensen sloten zich aan bij het abolitionisme. Dat is een beweging die zich inzette voor afschaffing van de slavernij. Ze gaven bijvoorbeeld hulp aan gevluchte slaven in de ‘ondergrondse spoorweg’. Dit was een systeem van smokkelroutes voor gevluchte slaven. Onderweg waren er onderduikadressen (stations). Weggelopen slaven reisden via verschillende stations naar het veilige noorden.

Bron 22. De hut van Oom Tom

Harriet beecher stowe is de schrijfster van ‘de hut van oom Tom’. Dit boek uit 1852 beschrijft het leven van de zachtaardige slaaf Oom Tom, die door zijn meester zo slecht behandeld wordt dat hij sterft. Daarnaast gaat het boek over de mooie slavin Eliza, die met haar zoontje de plantage ontvlucht om te voorkomen dat haar zoontje een andere eigenaar krijgt. Het boek werd een bestseller: er werden meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Door dit boek laaiden de emoties tussen voor- en tegenstanders van de slavernij hoog op.

Bron 23. Vrijheidsembleem

 Het vrijheidsembleem met de tekst: ben ik geen man en geen broeder?. Uit protest tegen de slavernij liet pottenbakker Josiah Wedgewood in 1787 dit medaillon maken. De actie was een groot succes: er werden meer dan 200 000 exemplaren van gemaakt.

Bron 24. Van Slavernij naar vrijheid

 Van slavernij naar vrijheid. Tekening van Thomas Nast, een bekende Amerikaanse cartoonist rond 1860. In kranten publiceerde hij tekeningen waarin hij heel duidelijk zijn mening over slavernij liet blijken.
 
 

Bron 25. VS een zwarte zaak

Bron 26. Verzet en guerilla

Vanaf het begin hebben slaven verzet gepleegd tegen hun overheersers. Het simuleren van ziektes, het saboteren van opgedragen werk, het stichten van brand… de manieren waren heel verschillend. In de loop van de negentiende eeuw vluchtten steeds meer slaven van de plantages. Meestal was dit uit protest: de slaven wilden bijvoorbeeld meer eten, vrij zijn voor bepaalde feesten of minder lange werkdagen. Vaak krijgen zij hun zin. Dit kwam door het verbod op Internationale slavenhandel in 1814 (in de Verenigde Staten al in 1808). Plantagehouders moesten dus hun eigen slaven koesteren, want nieuwe aanvoer was niet langer mogelijk. Strijd was er ook: onder leiding van Boni, een Surinaamse marron, voerden weggelopen slaven jarenlang een guerrillaoorlog tegen de plantage-eigenaren. Al dit verzet heeft de afschaffing van slavernij gestimuleerd.

Bron 27. Amerikaanse burgeroorlog

(1861-1865)
Deze burgeroorlog vond plaats tussen het Industriële Noorden en het agrarische Zuiden van de Verenigde Staten. Er werd vier jaar lang hevig gevochten, met wisselende kansen voor beide partijen. Ondertussen schafte president Abraham Lincoln in 1863 in alle staten slavernij af. Maar pas toen het Noorden in 1865 de oorlog had gewonnen, kregen ook de slaven in het Zuiden allemaal hun vrijheid.

Bron 28. Kwakoe, symbool voor afschaffing slavernij Suriname

 Dit is Kwakoe, symbool voor de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Het beeld staat in Paramaribo en werd opgericht in 1963 om de honderste verjaardag van de vrijheid te vieren. Naar het Ghanese woord voor woensdag, de dag waarop de slavernij werd afgeschaft, werd het beeld Kwakoe genoemd. Ieder jaar op 1 juli vindt bij het beeld van Kwakoe een bijzondere plechtigheid plaats: het beeld wordt dan feestelijk aangekleed.

Bron 29. Contractarbeiders in Suriname

Op de dag dat de slavernij werd afgeschaft (1 juli 1863), vierden de ex-slaven feest in Paramaribo. Er werd gedanst en gezongen. Maar drie dagen later moesten ze zich weer melden op de plantages. De voormalige slaven hadden namelijk een contract moeten tekenen dat ze nog tien jaar voor de staat loonarbeid zouden verrichten. De ex-slaven mochten nu wel zelf een plantage kiezen waar ze gingen werken. Later werden er uit India, Java en China ook contractarbeiders gehaald. Slaven waren deze contractarbeiders niet, maar ze mochten de plantage niet zonder toestemming verlaten, hun hongerloontje kon zonder toestemming nog verder worden verlaagd en zelfs lijfstraffen waren toegestaan.