Vanaf het begin hebben slaven verzet gepleegd tegen hun overheersers. Het simuleren van ziektes, het saboteren van opgedragen werk, het stichten van brand… de manieren waren heel verschillend. In de loop van de negentiende eeuw vluchtten steeds meer slaven van de plantages. Meestal was dit uit protest: de slaven wilden bijvoorbeeld meer eten, vrij zijn voor bepaalde feesten of minder lange werkdagen. Vaak krijgen zij hun zin. Dit kwam door het verbod op Internationale slavenhandel in 1814 (in de Verenigde Staten al in 1808). Plantagehouders moesten dus hun eigen slaven koesteren, want nieuwe aanvoer was niet langer mogelijk. Strijd was er ook: onder leiding van Boni, een Surinaamse marron, voerden weggelopen slaven jarenlang een guerrillaoorlog tegen de plantage-eigenaren. Al dit verzet heeft de afschaffing van slavernij gestimuleerd.