Slaven die geveild werden, moesten er zo goed mogelijk uitzien. Dus kregen ze vers water en betere voeding, zoals gekookte bonen en stukken cassave. Ook werd iedereen ingewreven met olie, zodat de vale huid weer gezond glansde. Er waren vele trucjes om slaven die er minder florissant uitzagen, op te peppen. De grijze haren van oude mannen werden geverfd en een mengsel van olie en citroensap zorgde ervoor dat de slappe borsten van oudere slavinnen weer stevig leken. Uiteraard werden de slaven ook door toekomstige kopers onderzocht. Ze knepen in spierballen en keken in de ogen en de monden, maar in de haast zagen ze sommige gebreken over het hoofd. Na de openbare verkoop werden de slaven opnieuw gebrandmerkt, nu met het logo van hun eigenaar. Ze werden vaak gescheiden van familie en vrienden, omdat die een andere eigenaar kregen. In Suriname was het overigens verboden om moeders en kinderen uit elkaar te halen.