woensdag 2 maart 2011

Project Slavernij in het verleden

Op deze blog zijn de bronnen te vinden die horen bij het project 'Slavernij in het verleden'.

Deze bronnen kunnen je helpen om de vragen uit de werkbladen te beantwoorden.

Veel succes en plezier!


Bron 1. Fort Elmina (1)

Aan de Westkust van Afrika, in Ghana (heette vroeger Goudkust), staat het beruchte slavenfort Elmina. In dit fort zit aan de zeezijde de ‘door of no return’. Afrikanen die gedwongen werden hier doorheen te lopen, kwamen nooit meer thuis. Vanaf het begin van de zestiende eeuw tot ongeveer 1870 werden vanuit Afrikaanse forten meer dan tien miljoen mensen naar Amerika verscheept. We noemen dit de Atlantische slavenhandel.

Bron 2. Fort Elmina (2)

Fort Elmina, is het grootste en oudste slavenfort uit de tijd van de Atlantische slavenhandel. Het werd in 1637 door de Nederlanders op de Portugezen veroverd. In het begin werd er vooral gehandeld in goud en ivoor.

Bron 3. Slavernij in Afrika

Slavernij was altijd een gewoon verschijnsel in Afrika. Als er te weinig vrouwen of kinderen waren of een tekort aan arbeidskrachten, dan voerde men oorlog en werden de krijgsgevangen tot slaaf gemaakt.  Het kwam het voor dat mensen die hun schulden niet konden betalen, slaaf werden. Ook misdadigers konden slaaf worden.
In Afrika hadden de slaven een redelijk goed leven. Door goed te werken konden ze hun vrijheid terug verdienen. Mannelijk slaven konden trouwen met een zus of dochter van hun meester en zelf rijkdom krijgen. Afrikaanse stamhoofden hadden soms wel duizenden slaven: dat was een teken van macht en rijkdom.
In sommige gebieden werden al vanaf de zesde eeuw slaven verkocht. Dat gebeurde op markten in steden als Djenné en Timboektoe (beide in Mali). Dertienhonderd jaar lang kochten Arabische kooplieden daar jaarlijks gemiddeld 20 000 zwarte slaven van Afrikaanse handelaren. Vele West-Afrikanen kwamen zo via de karavaanroutes door de Sahara in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Europa terecht. Daar werkten ze vooral als huispersoneel. Rond 1500 bestond zes tot tien procent van de bevolking van Lissabon uit slaven!
Uiteindelijk gingen de Portugezen zelf slaven uit West-Afrika vervoeren, zodat ze de karavaanhandelaren niet meer nodig hadden.
Vanaf de zestiende eeuw raakten ook West-Europeanen geïnteresseerd in slavenhandel. Zij hadden slaven nodig voor hun plantages in Amerika. In Afrika nam het aantal stammenoorlogen daardoor toe, want Afrikaanse stammen gingen steeds vaker op rooftocht om zoveel mogelijk slaven te kunnen leveren.

Bron 4. slavenhandel (1)

Bron 5. Slavenhandel (2)

Bron 6. Gevolgen voor Afrika

Aanvankelijk had de Atlantische slavenhandel maar weinig effect op de Afrikaanse samenleving. Maar na 1750 werd de vraag naar slaven zo groot en de prijs zo hoog, dat er allerlei bendes ontstonden. Zij overvielen dorpen en kidnapten een deel van de bewoners om ze als slaaf te verkopen. Dit had grote gevolgen. Addo Fenning, een Ghanees historicus, schrijft daarover: de Europeanen kochten het neusje van de zalm, onze allerbeste mensen. De ouden, kreupelen en onbekwamen liet men hier en de mensen die Afrika hadden kunnen opbouwen verdwenen als slaaf. De mensen die achterbleven, leefden in onzekerheid. Wat had het voor nut iets op poten te zetten, een groot bedrijf op te bouwen bijvoorbeeld? Ieder moment kon er weer een overval worden gepleegd en dan was alles toch weg.

Bron 7. Gouden pijp

Deze gouden pijp is een relatiegeschenk van de koning van de Ashanti (een machtige stam uit het binnenland van Ghana) aan koning Willem I (1815-1840). Nederland heeft intensief samengewerkt met de Ashanti, ook toen handel in slaven officieel al was verboden. De Ashanti voerden vanuit het binnenland slaven aan en brachten die samen in slavenforten als Elmina en fort Amsterdam.

Bron 8. Slavenschepen

De tocht over de Atlantische Oceaan duurde ongeveer zeven weken. Slaven werden tweemaal per dag gelucht op het bovendek. Maar verder waren de omstandigheden bar en boos: mannen zaten in het donker, dicht op elkaar, met handboeien om hun handen en voeten. Omdat de ruimte niet hoger was dan 70 cm, konden ze niet rechtop zitten. Vrouwen en kinderen zaten in een aparte ruimte. Regelmatig werden er vrouwen door de bemanning verkracht. De scheepsruimten werden viezer door braaksel, bloederig slijm en ontlasting. Slavenschepen stonken zo erg, dat ze op uren afstand te ruiken waren! Als matrozen de slavenruimten in moesten, bonden ze eerst een met rum gedrenkte doek voor hun mond. Ziekten als dysenterie en pokken eisten vele slachtoffers. Andere Afrikanen waren zo bang en wanhopig, dat ze zichzelf overboord wierpen. Waarschijnlijk kwamen er van de dertien miljoen Afrikanen die in West-Afrika aan boord gingen, maar ongeveer elf miljoen levend aan. Van deze slaven zijn er ongeveer 550 000 door Nederlanders vervoerd, van wie er 460 000 Amerika levend bereikten.

Bron 9. Amistad

Filmpje Amistad: Filmpje van youtube over Amistad:

Bron 10. Afzetgebieden slavenhandel

Bron 11. Slavenschip

Bron 14. Doodsoorzaak slaven

Bron 15. De driehoekshandel

De slavenhandel tussen Afrika en Amerika was een onderdeel van de zogeheten driehoekshandel. Bij de tocht van Europa naar Afrika vervoerend de Europeanen vooral geweren, alcohol en katoenen stoffen (textiel). In ruil voor deze goederen kregen zij slaven, die vervolgens via de Atlantische Oceaan werden verscheept naar Amerika (onder andere naar Suriname en de Verenigde Staten). De slaven moesten er gaan werken op de katoen- en suikerplantages. Met de opbrengst van de slavenverkoop werd suiker, tabak en katoen gekocht, dat vervolgens weer naar Europa werd verscheept.

Bron 14. Voorbereiden op de slavenmarkt

Slaven die geveild werden, moesten er zo goed mogelijk uitzien. Dus kregen ze vers water en betere voeding, zoals gekookte bonen en stukken cassave. Ook werd iedereen ingewreven met olie, zodat de vale huid weer gezond glansde. Er waren vele trucjes om slaven die er minder florissant uitzagen, op te peppen. De grijze haren van oude mannen werden geverfd en een mengsel van olie en citroensap zorgde ervoor dat de slappe borsten van oudere slavinnen weer stevig leken. Uiteraard werden de slaven ook door toekomstige kopers onderzocht. Ze knepen in spierballen en keken in de ogen en de monden, maar in de haast zagen ze sommige gebreken over het hoofd. Na de openbare verkoop werden de slaven opnieuw gebrandmerkt, nu met het logo van hun eigenaar. Ze werden vaak gescheiden van familie en vrienden, omdat die een andere eigenaar kregen. In Suriname was het overigens verboden om moeders en kinderen uit elkaar te halen.

Bron 15. Slavengezin

Bron 16. Suikerplantage

Bron 17. Werken op een plantage in de VS

Dankzij de vruchtbare grond en het gunstige klimaat in het zuiden van de Verenigde Staten, werd er op grote schaal aan landbouw gedaan. De enorme plantages werden bewerkt door Afrikaanse slaven. Ze maakten lange, uitputtende dagen bij het verbouwen van katoen, rijst, tabak of suiker. De eigenaren woonden in een prachtige woning op hun plantage. De slaven woonden in eenvoudige hutjes. In het noorden van de Verenigde Staten ontstond al vroeg industrie. Daarom waren er in het noorden nauwelijks slaven en werd de slavernij daar eerder afgeschaft.

Bron 18. Werken op een plantage in Suriname

Op Surinaamse plantages werd vooral suikerriet verbouwd. Daarnaast waren er koffie-, katoen- en cacaoplantages. De slaven kregen een hut met daarbij een stukje ‘kostgrond’ waarop ze hun eigen voedsel konden verbouwen. Onder elkaar spraken ze een mix van allerlei talen, omdat Nederlands spreken hun verboden was. De eigenaren van de plantages woonden vaak in Paramaribo of in het verre Europa. Ze wezen een vervanger aan om de plantage te leiden tijdens hun afwezigheid. Een eigenaar of opzichter kon zelf bepalen hoe hij met zijn slaven omging. Als je lui of brutaal was, kreeg je de zweep! Uit angst voor een opstand en omdat slaven een kostbaar bezit waren viel het aantal lijfstraffen desondanks mee.

Bron 19. Slavernij filmpje Suriname

Bron 20.Omgaan met slaven

Maar het ondragelijkste voor de slaven is dat – hoewel een neger en zijn vrouw voor elkaar de grootste genegenheid voelen – de vrouw zich de walgelijke omhelzingen bam een opzichter moet laten welgevallen. Zij moet dit toestaan, wil zij haar man niet in stukken geslagen zien worden. Deze onwaardige behandeling heeft hen dikwijls tot de gewelddadigste wanhoop gebracht.
Uit: J.G. Stedman, Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana (1799-1800)

zaterdag 5 februari 2011

Bron 21. Een ondergrondse spoorweg van zuid naar noord

De zuidelijke staten van Amerika waren fanatieke voorstanders van slavernij. Als ze voortaan loon moesten gaan betalen zeiden ze, dan zouden ze hun plantages nooit winstgevend kunnen houden. Het noorden was meer geïndustrialiseerd en door de inzet van machines niet zo afhankelijk van goedkope (slaven)arbeid. De noorderlingen vonden dat de economie zich moest ontwikkelen op basis van vrije arbeid van vrije mensen. Rond 1800 schaften steeds meer noordelijke staten de slavernij af. Steeds meer mensen sloten zich aan bij het abolitionisme. Dat is een beweging die zich inzette voor afschaffing van de slavernij. Ze gaven bijvoorbeeld hulp aan gevluchte slaven in de ‘ondergrondse spoorweg’. Dit was een systeem van smokkelroutes voor gevluchte slaven. Onderweg waren er onderduikadressen (stations). Weggelopen slaven reisden via verschillende stations naar het veilige noorden.

Bron 22. De hut van Oom Tom

Harriet beecher stowe is de schrijfster van ‘de hut van oom Tom’. Dit boek uit 1852 beschrijft het leven van de zachtaardige slaaf Oom Tom, die door zijn meester zo slecht behandeld wordt dat hij sterft. Daarnaast gaat het boek over de mooie slavin Eliza, die met haar zoontje de plantage ontvlucht om te voorkomen dat haar zoontje een andere eigenaar krijgt. Het boek werd een bestseller: er werden meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Door dit boek laaiden de emoties tussen voor- en tegenstanders van de slavernij hoog op.

Bron 23. Vrijheidsembleem

 Het vrijheidsembleem met de tekst: ben ik geen man en geen broeder?. Uit protest tegen de slavernij liet pottenbakker Josiah Wedgewood in 1787 dit medaillon maken. De actie was een groot succes: er werden meer dan 200 000 exemplaren van gemaakt.

Bron 24. Van Slavernij naar vrijheid

 Van slavernij naar vrijheid. Tekening van Thomas Nast, een bekende Amerikaanse cartoonist rond 1860. In kranten publiceerde hij tekeningen waarin hij heel duidelijk zijn mening over slavernij liet blijken.
 
 

Bron 25. VS een zwarte zaak

Bron 26. Verzet en guerilla

Vanaf het begin hebben slaven verzet gepleegd tegen hun overheersers. Het simuleren van ziektes, het saboteren van opgedragen werk, het stichten van brand… de manieren waren heel verschillend. In de loop van de negentiende eeuw vluchtten steeds meer slaven van de plantages. Meestal was dit uit protest: de slaven wilden bijvoorbeeld meer eten, vrij zijn voor bepaalde feesten of minder lange werkdagen. Vaak krijgen zij hun zin. Dit kwam door het verbod op Internationale slavenhandel in 1814 (in de Verenigde Staten al in 1808). Plantagehouders moesten dus hun eigen slaven koesteren, want nieuwe aanvoer was niet langer mogelijk. Strijd was er ook: onder leiding van Boni, een Surinaamse marron, voerden weggelopen slaven jarenlang een guerrillaoorlog tegen de plantage-eigenaren. Al dit verzet heeft de afschaffing van slavernij gestimuleerd.

Bron 27. Amerikaanse burgeroorlog

(1861-1865)
Deze burgeroorlog vond plaats tussen het Industriële Noorden en het agrarische Zuiden van de Verenigde Staten. Er werd vier jaar lang hevig gevochten, met wisselende kansen voor beide partijen. Ondertussen schafte president Abraham Lincoln in 1863 in alle staten slavernij af. Maar pas toen het Noorden in 1865 de oorlog had gewonnen, kregen ook de slaven in het Zuiden allemaal hun vrijheid.

Bron 28. Kwakoe, symbool voor afschaffing slavernij Suriname

 Dit is Kwakoe, symbool voor de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Het beeld staat in Paramaribo en werd opgericht in 1963 om de honderste verjaardag van de vrijheid te vieren. Naar het Ghanese woord voor woensdag, de dag waarop de slavernij werd afgeschaft, werd het beeld Kwakoe genoemd. Ieder jaar op 1 juli vindt bij het beeld van Kwakoe een bijzondere plechtigheid plaats: het beeld wordt dan feestelijk aangekleed.

Bron 29. Contractarbeiders in Suriname

Op de dag dat de slavernij werd afgeschaft (1 juli 1863), vierden de ex-slaven feest in Paramaribo. Er werd gedanst en gezongen. Maar drie dagen later moesten ze zich weer melden op de plantages. De voormalige slaven hadden namelijk een contract moeten tekenen dat ze nog tien jaar voor de staat loonarbeid zouden verrichten. De ex-slaven mochten nu wel zelf een plantage kiezen waar ze gingen werken. Later werden er uit India, Java en China ook contractarbeiders gehaald. Slaven waren deze contractarbeiders niet, maar ze mochten de plantage niet zonder toestemming verlaten, hun hongerloontje kon zonder toestemming nog verder worden verlaagd en zelfs lijfstraffen waren toegestaan.